Afbeelding bij blog Niels Roelen

Avé Mathieu

 

Ik zal hem nooit rijden, maar mijn God wat was 'de hel' dit jaar een prachtige koers. 

 

 

   'Nog even en Mathieu van der Poel heeft genoeg kasseinen om zijn eigen oprit te bestraten’, terwijl Mathieu even met Tadey overlegt, stel ik mijn fiets in de woonkamer gerust. Plechtig beloof ik haar om ons nooit aan deze marteling te onderwerpen. Onverschillig negeert ze mijn eed. Misschien omdat het voor haar geen nieuws is, misschien omdat ze weet wat we inmiddels samen hebben doorstaan en dus als het moet de hel met mij ook wel aandurft. Dat ze op de zondag van Roubaix voorgaat in het gebed met psalm 23:4.

‘Even though I ride through the valley of the shadow of death, I will fear no evil, for you are with me.’

   Waarschijnlijk omdat ze, ondanks mijn lange en ongeknipte manen, voelt dat de kracht van vroeger niet meer in mijn benen huist. Ik in tegenstelling tot Mathieu niemand naar de Filistijnen rijdt.

   Vol bewondering kijk ik hoe VdP over de kasseien glijdt zoals Jezus ooit over water gelopen moet hebben. Zie dat hij tussen het publiek door ramt als Mozes door de rode zee. Zijn gezicht stoïcijns. Het bollen van zijn wangen het enige bewijst dat zelfs hij lucht nodig heeft. Het draaien van zijn benen, de stangen die een stoomlocomotief aandrijven, doen me zelfs kort twijfelen aan zijn menselijkheid.

   Was het niet 2019? De Amstel Gold waar hij sterft op de Kruisberg om een wederopstanding te beleven op de Cauberg of nee, de Bemelerberg. Een wonder dat rechtvaardigt dat wij, de discipelen van de koers, om een heiligverklaring vragen?

   In plaats van canonisatie wordt hij met nog 33 kilometer te gaan op de strook van Templeuve verketterd, gestenigd door een gevulde bidon. Ruim twintig minuten later volgt een nieuwe beproeving van zijn geloof en moet hij zijn fiets offeren. Kalm trekt hij zich weer in gang maar de echte gelovige ziet hier de eerste trekjes van zijn menselijkheid. De stalen spieren in zijn dijen en kuiten die nu toch tekenen van metaalmoeheid beginnen te tonen.

   Mathieu ademt niet meer, hij briest als een stier die de uitputting nabij is. Een bull die onder het vod door raast en de arena, het vélodrome André Pétrieux, binnenstormt. Daar wacht, na een laatste ronde, de verlossing. Ik beken dat ik tot het einde van de koers steevast een heiden ben. Een ongelovige, een barbaar die zich in de laatste kilometers van de hel slechts tijdelijk bekeert. Te zenuwachtig om nog echt te kijken, laat ik de rozenkrans van mijn fiets tussen haar 50 vingers doorglijden. Pas als Mathieu de vrucht van onder zijn schoot de lucht in tilt, prevel ik mijn drie weesgegroetjes.

   ‘Avé Mathieu. Amen.’

 

Niels ®elen

<<                                                                   Dappere Dodo>>

Schrijf een reactie